Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd [23]der minne; zo [24]breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw [25]naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in [26]een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne. 23. Dat is dat gij huwbaar waart, of bekwaam om ten huwelijk begeerd te worden. De Heere spreekt hier menselijkerwijze van het geestelijke huwelijk, hetwelk Hij uit enkel genade en liefde aangegaan heeft met het Joodse volk, als Hij dat van alle andere volken der aarde heeft afgezonderd en daarmede een verbond der genade in den Messias opgericht. 24. Dat is, Ik nam u in mijne bewaring om u tot mijne bruid te nemen; vergelijk Ruth 3:9. 25. Of, schaamte. 26. Te weten het geestelijke huwelijk, dat Ik uw God en gij mijn volk zoudt wezen; zie Gen.17:1,2, enz.